Ik schreef laatst over de bostulp (Tulipa sylvestris) die eigenlijk ‘wilde tulp’ zou moeten heten. Want sylvestris betekent niet alleen ‘groeiend in het bos’, maar ook ‘groeiend in het wild’ – en die laatste betekenis is hier bedoeld, want de bostulp groeit helemaal niet in het bos.
Hoe zit dat met de waterkerssoort akkerkers (Rorippa sylvestris)? Die heet ook sylvestris, maar de Nederlandse naam doet vermoeden dat deze soort evenmin in het bos groeit. Is Rorippa sylvestris dus ‘wilde waterkers’ of toch ‘boswaterkers’?
Zoals we zo zullen zien: geen van beide.
De FLORON Verspreidingsatlas Vaatplanten bevestigt dat akkerkers geen bosplant is. Groeiplaats: ‘Waterkanten (droogvallende rivieroevers en kribben), akkers, grasland (weiland in uiterwaarden), bouwterreinen, bermen (kanaalbermen), ruderale plaatsen, recreatieterreinen en braakliggende grond.’
Daarmee is de Nederlandse naam verklaard. Nu de Latijnse.
Carl Linnaeus, die de soort in 1753 beschreef onder de naam Sisymbrium sylvestre, verwees daarbij naar pagina 263 van het in 1542 in Bazel verschenen kruidboek De historia stirpium commentarii insignes van Leonhart Fuchs.
We vinden de plant daar als Eruca sylvestre, direct na Eruca sativa. Sativa betekent ‘gezaaid, geplant, gekweekt, verbouwd’. Dus ‘wilde eruca’ en ‘gekweekte eruca’? Inderdaad: Fuchs’ Duitse namen voor de twee soorten luiden Wild weiß senff (‘wilde witte mosterd’) en Zam weiß senff (’tamme witte mosterd’). Of in de in 1545 verschenen Nederlandse vertaling Den Nieuwen Herbarius: Wilt wit Mostaertcruit en Tam wit Mostaertcruyt.
Eruca sativa is zwaardherik, in de keuken beter bekend als rucola.
Akkerkers is dus geen ‘wilde waterkers’ en al helemaal geen ‘boswaterkers’, maar ‘wilde rucola’.