Hij moet in het vooroorlogse Amsterdam een begrip zijn geweest: dokter Bernard Wolff Beffie, arts voor blaas- en geslachtsziekten. Zijn naam leeft nog altijd voor in de platte uitdrukking dokter Beffie.

Dokter Beffie
Dokter Beffie is volgens het Bargoens woordenboek (1972) van Enno Endt en Lieneke Frerichs een aanduiding van geslachtsziekte of symptomen daarvan. “Is dat baardschurft?” “Had je gehoopt! Nee jongen, Dr. Beffie!” Het woordenboek weet ook te melden dat op Beffies huisdeur aan de Stadhouderskade onder zijn naam stond te lezen: “Huidarts. Niet voor huidziekten.”
Wolff Beffie
B.W. Beffie (1872-1943) heette bij zijn geboorte nog gewoon Bernard Wolff. Zijn vader Isaac Wolff (“zich noemende Isaac Mozes Wolff”) kreeg bij Koninklijk Besluit no. 2 van 30 september 1877 toestemming de geslachtsnaam Wolff Beffie aan te nemen. Bernard stelde kennelijk geen prijs op het eerste deel van die dubbele achternaam en noemde zich kortweg Beffie.
Deze vanuit ons perspectief vreemde naamswijziging moet wel betekenen dat vader en zoon Beffie de seksuele betekenis van de woorden bef en beffen niet kenden. Van beffen is dat goed voorstelbaar, want het Chronologisch woordenboek (2002) van Nicoline van der Sijs geeft 1972 als oudste vindplaats van dit woord in de bedoelde betekenis. Bef, ‘vrouwelijk geslachtsdeel’, komt echter al sinds 1510 voor, maar kennelijk niet in de kringen waarin de gegoede familie Wolff Beffie zich begaf.

Een deel van dokter Beffies clientèle kende het woord duidelijk wel. Anders zou zijn naam niet spreekwoordelijk zijn geworden. Zouden ze de oude dokter achter zijn rug om hebben uitgelachen? In ieder geval leeft zijn naam voort, iets wat veel Joden – Beffie was Joods – belangrijk vinden. Al is het waarschijnlijk niet op de manier die Beffie zelf in gedachte had.