In de Mall of the Netherlands in Leidschendam kwam ik vandaag een dief van Bagdad tegen:
Een dieffenbachia dus (Dieffenbachia seguine ‘Maroba’, om precies te zijn).
De dief van Bagdad is een avonturenfilm uit 1924 met de snordragende hunk Douglas Fairbanks in de rol van de titulaire dief Ahmed, die verliefd wordt op de dochter van de kalief van Bagdad. Wat dat met een uit de regenwouden van Zuid-Amerika afkomstige kamerplant te maken heeft? Niks. Maar de titel van die destijds populaire film en de Latijnse naam van de nog altijd populaire plant lijken een beetje op elkaar – en zo is blijkbaar het saaie en moeilijke dieffenbachia verbasterd tot het meer tot de verbeelding sprekende dief van Bagdad.
Ik weet niet of dat al in de jaren twintig is gebeurd. In 1962 draaide er een remake van De dief van Bagdad in de Nederlandse bioscopen, dus de naam zou ook uit die tijd kunnen stammen. De oudste vermelding van dief van Bagdad als plantennaam die ik heb kunnen vinden is pas uit 1975, toen het Algemeen Dagblad onder de kop PAS OP VOOR DE DIEF VAN BAGDAD berichtte over een zekere mevrouw A. te A., die ‘met hevige pijn in de mond en blaren aan de lippen’ in het ziekenhuis was beland nadat ze bij het verpotten een hap uit haar Dieffenbachia seguine had genomen. Waarom dat in 1975 nieuws was weet ik trouwens niet, want Maarten Houttuyn schreef tweehonderd jaar eerder in zijn Natuurlyke historie al dat de plant ‘welke de Franſchen in Westindie Seguine noemen, van zulk een Venynigen aart [is], dat de genen, die ‘er ſlegts de Lippen aan zetten, door eene opzwellinge van de Mond en Tong de Spraak verliezen.’ De dieffenbachia is inderdaad nogal giftig – geen dief misschien, maar zeker geen lekkere jongen.