Op 27 september 1813 kreeg het Enkhuizer echtpaar Cornelis Robbertsz en Marijtje Bijl een drieling: Maritje, Jacob en Marijtje.
Erg bijzonder natuurlijk. Al even bijzonder is de wijze waarop de geboorte van de drieling is geregistreerd. Voor de drie kinderen is namenlijk een gezamenlijke geboorteakte opgemaakt.
Dat hoort natuurlijk niet. Een drieling bestaat uit drie individuen en voor elke persoon dient een aparte akte te worden opgemaakt. Uit een studie van de Enkhuizer geboorteaktes uit de periode 1811-1823 door Elly de Jong (die ook deze akte vond) blijkt echter dat meerlingen consequent een gezamenlijke geboorteakte kregen.
Blijkbaar was dat daar beleid. Het was de begintijd van de burgerlijke stand en waarschijnlijk wist men daar op het gemeentehuis ook niet precies hoe het allemaal hoorde.
In het jaar achttienhonderd en dertien den achtentwintigste der maand September des morgens ten tien uuren is voor ons Maire en Officier van den Burgerlijken Staat der gemeente van Enkhuizen Canton Enkhuizen en Departement van de Zuiderzee gecompareerd
Cornelis Robbertsz, oud negenendertig jaren, veeboer, woonende aan de Oosterdijk onder jurisdictie dezer stad, welke ons twee kinderen van het vrouwelijk en één van het mannelijk geslacht heeft voorgesteld op den zevenentwintigste September dezes jaars, de eerste des morgens ten drie, de tweede ten vijf en de derde des morgens ten zes uuren uit hem declarant en deszelfs huisvrouw Marijtje Bijl oud achtentwintig jaren gebooren en aan hetwelk hij heeft verklaard de voornamen van Maritje, Jacob en Marijtje te willen geven;
De gemelde verklaring en voorstelling is geschied in tegenwoordigheid van Simon van der Velden, oud zevenenveertig jaren Griffier van het vredegerecht en Wander Lakenman, oud drieendertig jaren, winkelier, beiden woonachtig binnen deze gemeente; en hebbende getekend
Cornelis Robbers, S. v. d. Velden, W. Lakenman, C. v. d. Willige.