De 20-jarige koningin Wilhelmina trouwde op 7 februari 1901 in Den Haag met de 24 jaar oude hertog Hendrik van Mecklenburg.
Het huwelijk werd voltrokken door minister van Justitie Pieter Wilhelm Adrianus Cort van der Linden, die voor de gelegenheid optrad als ambtenaar van de burgerlijke stand.
Onder de acht getuigen bij het huwelijk waren twee familieleden, Hendriks halfbroer hertog Paul Frederik van Mecklenburg en Wilhelmina’s oom vorst Frederik van Waldeck-Pyrmont; drie leden van de hofhouding, Wilhelmina’s adjudant-generaal jhr. Gustave Marie Verspijck, haar opperkamerheer Karel Jan Gijsbert baron van Hardenbroek en Charles Henri Félix graaf Du Monceau, de chef van het Militaire Huis; de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, Albertus van Naamen van Eemnes en Johan George Gleichman, en de vicepresident van de Raad van State, jhr. Johan Willem Meinard Schorer.
Ook de moeders van de bruid en bruidegom, koningin Emma en prinses Marie van Schwarzburg-Rudolstadt, waren uiteraard aanwezig. Hun vaders, koning Willem III en groothertog Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin, waren al overleden.
Heden den zevenden Februari negentien honderd en één heb ik, Meester Pieter Wilhelm Adrianus Cort van der Linden, Minister van Justitie bij artikel twee der wet van veertien Januari negentien honderd en een (Staatsblad nummer vijf en dertig) aangewezen om als ambtenaar van den burgerlijken stand op te treden bij de voltrekking van het na te noemen huwelijk, mij, na daartoe bekomen opdracht, bevonden in het Koninklijk Paleis te ’s Gravenhage in het Noordeinde, alwaar voor mij compareerden
Zijne Hoogheid Heinrich Wladimir Albrecht Ernst, Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin en Ratzenburg Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard, enzoovoorts, enzoovoorts,
oud vier en twintig jaren, geboren te Schwerin, wonende te ’s Gravenhage, meerderjarige zoon van wijlen Zijne Koninklijke Hoogheid Friedrich Franz II, Groot Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin en Ratzenburg, Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard, enzoovoorts, enzoovoorts, en van Hare Koninklijke Hoogheid Hoogstdeszelfs Gemalin, Marie Carolina Auguste Prinses van Schwarzburg, wonende te Schwerin, en
Hare Majesteit Wilhelmina Helena Pauline Maria, bij de Gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau enzoovoorts, enzoovoorts, enzoovoorts,
oud twintig jaren, geboren en wonende te ’s Gravenhage, meerderjarige Dochter van wijlen Zijne Majesteit Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, bij de Gratie Gods Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enzoovoorts, enzoovoorts, enzoovoorts, en van Hare Majesteit Hoogstdeszelfs Gemalin Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, Prinses van Waldeck en Pyrmont,
die mij verzochten over te gaan tot de voltrekking van Hoogstderzelver huwelijk; waarvan de afkondigingen zonder verhindering alhier hebben plaats gehad op den zeven-en-twintigsten Januari en den derden Februari van dit jaar.
De hooge comparanten hebben overgelegd Hoogstderzelver geboorte akten, de overlijdensakte van Hoogstderzelver Vader voormeld en het certificaat, afgegeven door den Commissaris der Koningin in de provincie Zuidholland, waaruit blijkt, dat Zijne Hoogheid de Eerste Comparant geen plichten ten aanzien van de nationale militie te volbrengen heeft gehad.
Door Hare Koninklijke Hoogheid voornoemd, moeder van Zijne Hoogheid den Hertog Bruidegom, en door Hare Majesteit mede voornoemd, Moeder van Hare Majesteit de Koningin bruid, hierbij vertegenwoordigd, is verklaard dat zij Hoogstderzelver toestemming geven tot het aangaan van dit huwelijk.
De hooge comparanten bruidegom en bruid, mij te kennen gegeven hebbende elkander aan te nemen tot echtgenooten en getrouwelijk te zullen vervullen alle plichten bij de wet aan echtgenooten opgelegd, verklaar ik in naam der wet, dat zij door het huwelijk zijn verbonden.
Al hetwelk heeft plaats gehad in tegenwoordigheid van Zijne Hoogheid Paul Friedrich Wilhelm Heinrich Hertog van Mecklenburg oud acht en veertig jaren, wonende te München, halfbroeder van Zijne Hoogheid den Hertog bruidegom; Zijne Doorluchtige Hoogheid Friedrich Adolph Hermann, regeerend Vorst van Waldeck en Pyrmont, Graaf van Rappolstein, Heer van Hoheneck en Geroldseck in de Vogesen, enzoovoorts, oud zes en dertig jaren, wonende te Arolsen, oom van Hare Majesteit de Koningin bruid; alsmede van Meester Albertus van Naamen van Eemnes, voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, oud twee en zeventig jaren, wonende te ’s Gravenhage; Meester Johan George Gleichman, Minister van Staat, Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, oud zes en zestig jaren, wonende te ’s Gravenhage; Jonkheer Gustave Marie Verspijck, gepensioneerd Luitenant-Generaal titulair van het Oost Indisch Leger, Adjudant-Generaal van Hare Majesteit de Koningin, Kanselier der Nederlandsche Orden, oud acht en zeventig jaren, wonende te ’s Gravenhage ; Karel Jan Gijsbert Baron van Hardenbroek van ’s Heeraartsberg en Bergambacht, Opperkamerheer en Adjudant in buitengewonen dienst van Hare Majesteit de Koningin, oud zeventig jaren, wonende te ’s Gravenhage; Charles Henri Félix Graaf Du Monceau, Gepensioneerd Luitenant-Generaal, Adjudant-Generaal, Chef van het Militaire Huis van Hare Majesteit de Koningin, oud drie en zeventig jaren, wonende te ’s Gravenhage en Jonkheer Meester Johan Willem Meinard Schorer, Vice-President van den Raad van State, oud zes en zestig jaren, wonende te ’s Gravenhage als getuigen.
Ik heb hiervan deze akte opgemaakt en na voorlezing onderteekend met de hooge comparanten, de in deze akte genoemde vorstelijke bloedverwanten, en de getuigen.
[was getekend:]
Heinrich Herzog zu Mecklenburg
Wilhelmina
Marie
Emma
[onleesbaar, hertog Paul Frederik]
[onleesbaar, vorst Frederik]
van Naamen
Gleichman
Verspijck
Bn van Hardenbroek van Bergambacht
H Du Monceau
[onleesbaar, J.W.M. Schorer]
Cort vd Linden