In het plantentijdschrift Gorteria las ik dat op Schiermonnikoog de duinvleeskleurige orchis voorkomt.
Dat is geen orchidee met de kleur van duinvlees, maar een ondersoort van de vleeskleurige orchis die in de duinen groeit. Dus niet duinvleeskleurige + orchis, maar duin + vleeskleurige orchis. Het bijvoeglijk naamwoord is een samenstelling waarvan het eerste deel niet alleen betrekking heeft op het tweede deel, maar ook op het bijbehorende zelfstandig naamwoord.
Ik weet niet hoe deze constructie heet, maar je ziet hem wel vaker: tabakswittevlieg, zomerrodekool, Rijks-Hogere Burgerschool, Wereld Economisch Forum, reuze-wandelende tak, mannetjes-grote bonte specht. Je kunt zulke woorden naar hartenlust uitbreiden: een duinvleeskleurige orchis van plastic is een nepduinvleeskleurige orchis en als je hem zat bent kun je die klotenepduinvleeskleurige orchis in de kliko gooien.
De duinvleeskleurige orchis heet in de FLORON Verspreidingsatlas Vaatplanten vleeskleurige duinorchis. Is dat beter?
Ik vind van niet. Je bent zo natuurlijk wel die rare associatie met duinvlees kwijt, maar vleeskleurige duinorchis zet je op een andere manier op het verkeerde been. Deze naam suggereert dat de plant de vleeskleurige vorm van de ‘duinorchis’ is, maar in werkelijkheid is het de duinvorm van de vleeskleurige orchis.
De ‘duinorchis’ bestaat niet. Er bestaat wel een gevlekte duinorchis, maar dat is een ondersoort van een hele andere soort, de gevlekte orchis. De duingevlekte orchis dus.