De geboorte van het eerste kind van prinses Juliana en prins Bernhard werd in Nederland met gejuich ontvangen. De voornaam van het prinsesje wekte wel enige verbazing.
De gelukbrengende
Beatrix Wilhelmina Armgard is de naam waaronder prins Bernhard zijn dochter bij de burgerlijke stand liet inschrijven. De laatste twee namen verwezen naar de beide oma’s van het prinsesje, koningin Wilhelmina en barones Armgard von Sierstorpff-Cramm.
De roepnaam was daarentegen een noviteit. Volgens het hof stond Beatrix “in geen enkel verband met eenig familielid, maar is uitsluitend gekozen om de fraaie beteekenis van dezen Latijnschen naam: de gelukbrengende“.
Juliana en Bernhard liepen hiermee voorop in de moderne naamgevingstrend, die in de jaren zestig pas echt zou doorbreken: de roepnaam is gekozen vanwege de klank of betekenis en de andere namen verwijzen naar familieleden.
In 1938 baarde Beatrix’ roepnaam echter veel opzien. De koninklijke familie had dit kennelijk al zien aankomen. Om diegenen die een meer traditionele naam wensten tegemoet te komen, had het hof al bij het bekendmaken van de namen opgemerkt dat de prinses, “zoo het haar goeddunkt“, later kon gaan regeren onder haar tweede naam Wilhelmina.
De verwachting was toen dus dat Juliana ooit zou worden opgevolgd door Wilhelmina II. Ook in 1980, vlak voor Beatrix’ troonbestijging, gingen velen ervan uit dat dit haar troonnaam zou worden.
Béatrix of Beátrix?
Het is tegenwoordig moeilijk voorstelbaar, maar ook de uitspraak van de naam Beatrix zorgde voor problemen. Professor B.M. Taverne stelde in een rede dat hij “al meenigmaal dien Latijnschen naam voor de microfoon verkeerd [had] horen uitspreken“. Op grond van het Latijn, betoogde hij, was de juiste uitspraak Beátrix en niet Béatrix of zelfs Beatríx, zoals sommige mensen zeiden.
Het prinselijk paar was het niet met hem eens. Op 12 februari 1938 deelden Juliana en Bernhard het volk mee dat de naam van hun dochter moest worden uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep: Béatrix.