Op 18 november 1629 werd in de lutherse kerk van Leiden gedoopt: Roderigo Johannes, zoon van Rudolphus Heggerus. We kunnen aannemen dat hij werd vernoemd naar de twee mannelijke doopgetuigen, hertog Roderigo zu Wirtenberg en Johan van der Planque.

Hertog Julius Frederik van Württemberg
Als royaltyliefhebber intrigeerde Roderigo me natuurlijk meteen. Wie was hij en waarom trad hij hier op als getuige?
Een 11-jarige als getuige
In de hertogelijke familie van Württemberg (‘Wirtenberg’) is maar één kandidaat te vinden: hertog Roderik van Württemberg-Weiltingen, geboren Stuttgart 19 oktober 1618 en overleden Weiltingen 19 november 1651, zoon van hertog Julius Frederik van Württemberg-Weiltingen en prinses Anna Sabina van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg.
Roderik was ten tijde van de doop dus pas 11 jaar oud. Het zal niet gebruikelijk zijn geweest een kind als getuige te laten optreden, maar voor zo’n doorluchtig kind maakte men vast graag een uitzondering.
En wat deed Roderik in Leiden? Studeren natuurlijk. Blijkens het Album Academiae Lugduno-Batavae is op 25 oktober 1629 aan de universiteit aldaar ingeschreven: Rodrigo Dux Wirtenbergius et Teckius, Comes Montes Pelgardensis, Ds. Heidenhemius, etc. oftewel Roderik, hertog van Württemberg en Teck, graaf van Mömpelgard, heer van Heidenheim enz. (Met dank aan Frans Angevaare voor deze informatie.)
Blijft de vraag wat de connectie was tussen Roderik en Rudolphus Heggerus, luthers predikant te Leiden. Beide waren vooraanstaande luthersen in Leiden en wellicht woonde de jonge hertog bij de predikant in huis.
“Min of meer opvallende namen”
Wij vinden de naam Roderik tegenwoordig niet vreemd, maar in de Duitse vorstenhuizen komt deze naam vrijwel niet voor. De Allgemeine Deutsche Biographie merkt terecht op dat de meeste kinderen van hertog Julius Frederik “mehr oder weniger auffallende Namen” hadden:
- Roderik (1618−1651)
- Julia Felicitas (1619–1661)
- Silvius Nimrod (1622–1654)
- Floriana Ernestine (1623–1672)
- Faustina Marianna (1624–1679)
- Manfred (1626–1662)
- Julius Peregrinatius (1627–1645)
- Sueno Martialis Edenolph (1629–1656)
- Amadea Fredonia (1631–1633)
Wie kan een gemeenschappelijk “thema” ontdekken?
theo van herwijnen zegt
Een doopgetuige van 11 jaar is uitzonderlijk. Ik heb geen ervaring met Lutherse doopboeken, des te meer met doopboeken van de rooms-katholieke parochies. En daar komen doopheffers voor die 14 jaar zijn. Volgens mij mocht je doopheffer zijn als je de grote communie had gedaan (dus vanaf je 12e jaar). Zo’n doopheffer was verantwoordelijk voor de katholieke opvoeding van het kind, voor het geval de ouders die opvoeding niet meer konden geven (overlijden, psychische problemen).
Maarten van der Meer zegt
Ik vond het ook zeer opmerkelijk. Je zou denken dat de lutheranen ook wel een minimumleeftijd kennen, maar ik kan dat zo gauw niet vinden.