‘Ongepaste, zedeloze of de staat en de kerk beledigende namen’ moesten verboden worden, schreef een Duitse jurist in 1800. Wie zijn kind toch zo’n voornaam gaf, verachtte het sacrament van de doop en moest de gevangenis in.
Hij gaf elf voorbeelden van ontoelaatbare namen:
- Baal
- Beelzebub
- Bachus
- Pan
- Mahomet (Mohammed)
- Knipperdolling
- Pudel (poedel)
- Mops (mopshond)
- Reichsfeind (rijksvijand)
- Rebell
- Menschenhasser (mensenhater)
De eerste zes namen vallen duidelijk in de categorie ‘godslasterlijk’. Baäl, Beëlzebub (‘heer der vliegen’), Bacchus en Pan zijn heidense godheden. Ook met de profeet Mohammed had onze zegsman weinig op. De stichter van de islam gold als dé tegenstander van het christendom.
De zesde naam is een verwijzing naar Berend Knipperdolling, de leider van de wederdoperopstand in Münster. Hij was het schoolvoorbeeld van zowel een ketter als een Reichsfeind en een Rebell, iemand die zich tegen kerk én staat had gekeerd.
Curieus zijn de hondennamen Pudel en Mops in het lijstje. Wat kon de schrijver daar op tegen hebben? Had hij iets tegen honden of vond hij het ongepast om mensen dierennamen te geven?
Ik ga ervan uit dat onze jurist dit namenlijstje uit zijn duim heeft gezogen. In het Duitsland van 1800 zullen best een paar Mohammeds hebben rondgelopen, maar ik geloof niet dat er ouders waren die hun kind echt Beelzebub of Menschenhasser noemden.
Tegenwoordig worden er in Nederland jaarlijks vele honderden Mohammeds geboren. In Duitsland zijn het er duizenden. Als de wil van deze jurist wet was, dan zaten de gevangenissen overvol.
Bron: Mitterauer, Michael, “Traditionen der Namengebung: Namenkunde als interdisziplinäres Forschungsgebiet”, Böhlau Verlag Wien 2011, pp. 167-168.