Linnaeus gaf in deel 1 van zijn Species plantarum (1753) bijna 3000 plantensoorten een wetenschappelijke naam. Waaronder deze:
Capparis cynophallophora. Van de Griekse woorden kapparis ‘kappertjesplant’, kyลn ‘hond’, phallos ‘fallus’ en phora ‘dragend’. Het hondenluldragende kappertje dus.
De vruchten zijn inderdaad suggestief van vorm:
‘No other person or people in the world seemed to have noted that similarity until Linnaeus pointed it out’, schreef Daniel F. Austin in Florida Ethnobotany (2004: 165). Dat is wat te veel twijfelachtige eer, want Leonard Plukenet schreef elf jaar voor Linnaeus’ geboorte al over de ‘HONDENLULDRAGER, of Hondenlul van de Cariben‘ (Almagestum botanicum: 126. 1696), een boom met ‘falloรฏde’ vruchten:
‘๐๐ฌ๐ค-๐๐ฏ๐ฆ๐ ๐จ Barbadenลฟibus, dicta’, verklaarde hij. ‘Door de inwoners van Barbados “dog-prick” genoemd.’