In Het Joodsche Weekblad verscheen op 23 januari 1942 het artikel Hoe ontstonden Joodsche voornamen en familienamen van de hand van een zekere H.H. Ik plaats het hier in twee delen. Vandaag deel 2: Joodse achternamen.
Dat wat de Joodsche voornamen betreft. De familienamen hebben een gansch andere en veel kortere historie. Natuurlijk noemden zij. die volgens overlevering tot de priesterkaste behoorden zich steeds Ha-Koheen (de priester) en zij, die Levieten waren Ha-Levie (de Leviet).
Maar familienamen, die eigenlijk meer het karakter van een toenaam of een bijnaam hadden, ontstonden in veel latere perioden. De Sefardische Joden, afkomstig uit Portugal en Spanje hadden vaak in de middeleeuwen reeds familienamen. De familie Abravanel of Abarbanel levert reeds in de vijftiende eeuw onder dien familienaam een aantal groote Joodsche geleerden op. Asjkenazische Joden hebben voor het overgroote deel eerst in het begin van de negentiende eeuw vaste familienamen gekregen, terwijl er thans nog Joden in den OriΓ«nt leven, die nog steeds geen familienaam hebben.
De Joodsche familienamen zijn in het algemeen in dezelfde soorten onder te verdeelen als de niet-Joodsche familienamen. Het zijn namen, die aan den naam van den vader ontleend zijn, aan de plaats van herkomst, aan het beroep, en beschrijvende namen. Een bijna uitsluitend bij Joden voorkomende familienaam is die, welke gevormd wordt uit afkortingen van bijvoorbeeld naam met bijnaam.
Vaders- en stadsnamen
Van al deze soorten zullen wij hier enkele voorbeelden laten volgen. Toen men in den Napoleontischen tijd tot het kiezen van een familienaam moest overgaan of een bepaalde familienaam met behulp van den ambtenaar van den burgelijken stand toegewezen kreeg, kon het bijvoorbeeld voorkomen, dat iemand, die Abraham ben David heette als familienaam koos Davids (afkorting van Davidszoon), Davidson, Davis (o.a. Engelsch) of Davidssohn (Duitsch).
Namen ontleend aan de plaats van herkomst zijn bijvoorbeeld: Van Praag, Oppenheimer (uit Oppenheim). Ansbacher (uit Ansbach), Wertheimer en Wertheim. Velen kozen als naam den naam van het dier. waarmee Jakob bij de zegeningen aan zijn zonen, zijn zonen vergeleken had. Zoo ontstonden de Joodsche namen De Leeuw, Leon, Lowe en LΓΆwe, ter herinnering aan Juda, die door aartsvader Jakob met een leeuw vergeleken was. Er waren, die den naam Wolf of De Wolf(f) of Lopez kozen als herinnering aan den stam Benjamin.
Beroep en fantasie
Een gansche groep Joodsche familienamen stamt uit de “Judengasse” te Frankfurt a. Main. waar de huizen met een bepaald teeken voorzien waren: Rothschild, Schwarzschild, Gans, Schiff.
Namen, die de bezigheden of beroep van den bezitter (oorspronkelijk) aantoonen, zijn er te over bekend. Om enkele der bekendste, speciaal in Nederland voorkomende Joodsche te noemen: Kleerekoper, Schuster, Schijvenschuurder, Augurkiesman, Gazzan, Rabbie etc.
Beschrijvende namen, namen, die min of meer een eigenschap aanduidden, zijn: Schwarz, Groot of De Groot, Klejn, Weisz. Daarbij kunnen “fantasie-namen” als Dikker en Dunner, Goudeket, Rozendaal en Rosenthal en troetelnamen als Koppel (ontstaan uit het Jiddisje verkleinwoord van Jakob: Jakobbele), Messel (op dezelfde wijze uit Mozes ontstaan) en nog meer van dergelijke genoemd worden.
Afkortingen
Tenslotte zijn er de namen uit afkortingen ontstaan. Zoo is Katz gevormd – in Hebreeuwsche karakters, waarbij slechts de medeklinkers geschreven werden – uit Kahen Tsedek (rechtvaardige priester) en de naam Schatz van Schelieach Tsibboer, wat voorzanger in de synagoge beteekent, letterlijk: de gezondene van de gemeente.
H. H.