In Het Joodsche Weekblad verscheen op 23 januari 1942 het artikel Hoe ontstonden Joodsche voornamen en familienamen van de hand van een zekere H.H. Ik plaats het hier in twee delen. Vandaag deel 1: Joodse voornamen.
De oudste tot ons gekomen Joodsche – of zuiverder gezegd Hebreeuwsche – namen, waren persoonlijke, op zich zelf staande namen, zonder een enkele aanduiding erbij, die op iets als een familie- of geslachtsnaam wees. Dat waren bijvoorbeeld namen als Abraham, Isaac, Mozes, enz. Een enkele maal wordt, om den bezitter van den naam klaarblijkelijk te onderscheiden van een tijdgenoot of van tijdgenooten, die denzelfden naam dragen, de naam van diens vader of van diens afstamming er steeds bij vermeld, zooals Josua ben (de zoon van) Noen, Elija de Tisjbiet.
In de oudste periode van de Joodsche geschiedenis hadden de namen vaak een bepaalde beteekenis en zij werden dan ook in verband met deze beteekenis gegeven. Herhaaldelijk kwam het voor, dat zulk een naam samenhing met de Godheid. Voorbeelden hiervan zijn o.a. Jisraeel (Israël) en Sjémoeëel (Samuel). Het laatste gedeelte van dien naam “=eel” beteekent Machtige, God.
Vaak ook werden namen ontleend aan de volken, waarmee men in contact was geweest. Zoo dook tijdens de Babylonische ballingschap voor het eerst de naam Mordechai op, die ontleend is aan Mardoek, een Babylonische godheid, terwijl de naam Esther, in Perzië ontstaan, verband houdt met de godin Isjtar.
Onder invloed van de Egyptisch-Grieksche beschaving drong de naam Isidoor in vele Joodsche families, reeds in den oudheid door (Isidoor wil zeggen: geschenk van Isis).
Ptolemaeus heetten een serie heerschers over Egypte, waarmee, na den dood van Alexander de Groote de inwoners van Judea veel in contact waren. Uit dien naam Ptolemaeus ontstond de vroeger veel bij de Joden voorkomende naam van Tolmai, de zoon van Tolmai was Bar-Tolmai (Bar is in het nabijbelsche Hebreeuwsch vaak gebruikt inplaats van “ben”; beide woorden beteekenen „zoon van”). Uit Bartolmai is later weer de naam Bartholomaeus ontstaan een naam, die in niet-Joodsche kringen opgang maakte.
Uit den Griekschen zonnegod Phoibos, werd Feibes en Feiwel, een bekende naam in Oost-Joodsche kringen. De in Joodsche families veel voorkomende namen van Markus en Julius – vooral bij Joden uit Duitschland afkomstig – stammen uit het oude Rome. Uit Alexander ontstond Sander en het jiddisje Sender.
Vaak droegen en dragen Joden z.g. wereldlijke namen – namen overeenkomende met die, welke in het land hunner inwoning in zwang zijn en oude Hebreeuwsche namen voor synagogaal gebruik (Albert en Aaron, Maurits en Mosjé). In het nieuwe Palestina zijn vele nieuwe, geheel zuiver Hebreeuwsche namen gevormd in de laatste tientallen jaren, zooals Ora (Lichtende), Tikwah (Hoop), Awiwit (Lente-achtige). etc.