Irene Beatrix Juliana Bernhardina

De Rotterdamse Klaartje Schreeuwer en haar man, de sponzenkoopman Philip Pijpeman, kregen tussen 1891 en 1915 elf kinderen: Saartje, Esther, Hartog, Jansje, Rachel, Wolf, Mietje, Wilhelmina Helena Paulina Maria, Meijer, Louis en Josephine Rebecca.

Doodgewone voornamen voor een Joods gezin uit die tijd. Alleen de naam van de op 1 januari 1903 geboren Wilhelmina Helena Paulina Maria springt eruit.

Veel Nederlandse Joden waren in die tijd sterk koningsgezind. Klaartje en Philip zullen geen uitzondering zijn geweest, want ze vernoemden Wilhelmina naar de koningin, die voluit Wilhelmina Helena Pauline Maria heette.

Wilhelmina Helena Paulina Maria Pijpeman trouwde met haar drie jaar jongere stadsgenoot Jacob de Heer. Ze kregen drie kinderen: in 1925 Louis, in 1933 de naar haar beide oma’s vernoemde Doortje Klaartje en op 11 juni 1941, midden in de oorlog, een dochter met al even vaderlandslievende voornamen als haar moeder: Irene Beatrix Juliana Bernhardina, vernoemd naar kroonprinses Juliana, prins Bernhard en de prinsesjes Beatrix en Irene, toen drie en รฉรฉn jaar oud.

Dit soort namen waren de Duitse bezetter natuurlijk een doorn in het oog. Het departement van Justitie verbood daarom in november 1942 ambtenaren van de burgerlijke stand nog voornamen in te schrijven waarmee ‘door een opeenhooping van aan het jongste verleden herinnerende persoonsnamen een politieke gezindheid tot uitdrukking wordt gebracht’.

Wilhelmina Helena Paulina Maria en Irene Beatrix Juliana Bernhardina leefden toen niet meer. Ze zijn op 9 augustus 1942 in Auschwitz vergast. Niet vanwege hun voornaam natuurlijk, maar omdat ze Joods waren. Irene was net รฉรฉn.

๐Ÿคž Nieuwe blogs in je mail?

Volgen kan ook via Bluesky en RSS.