Eind 1909 overleed koning Leopold II van België en kwam zijn neef prins Albrecht op de troon. Albrecht? Heette die man niet Albert? In het Frans wel, maar in het Nederlands werd Albert I oorspronkelijk Albrecht genoemd. Pas bij zijn troonsbestijging is zijn Nederlandse naam officieel veranderd in Albert.
Albert of Albrecht.
Daar de Vlaamsche bladen herhaaldelijk den koning Albrecht in plaats van Albert noemden, heeft de Kamer den knoop doorgehakt. Het ontwerp, waarbij de formule tot bekrachtiging en afkondiging van wetten is gewijzigd met de troonsbestijging van den nieuwen vorst, spreekt van: Albert, koning der Belgen.
Trouwens, de tot nu toe verschenen wetten zijn onderteekend “Albert”; alleen in den aanhef vertaalde men in den “Moniteur” “Albrecht”. Het is dus koning “Albert”, zegt het “Handelsblad van Antwerpen” — zooals hij trouwens toch in den volksmond reeds genoemd werd.
Algemeen Handelsblad, 29 december 1909
Albert te Frans
Het is eigenlijk vreemd dat Albert bekend stond als Albrecht, want Albert (zolang je het niet uitspreekt als Albèr) is toch ook een prima Nederlandse naam?
Waarschijnlijk zag Albert er in sommige Vlaamse ogen toch te Frans uit en koos men als het even kon een naam die van de Franse variant afweek. Zo kende België ook prinses Louiza, koningin Maria-Hendrika en prinses Jozefina-Karola, terwijl we deze personen tegenwoordig meestal kennen onder de meer Frans aandoende namen Louise, Marie Henriëtte en Josephine Charlotte.
Albrecht te Duits
Vlaanderen verkoos dus aanvankelijk Albrecht boven Albert. Merkwaardig genoeg was het in Nederland precies andersom. Daar was in 1830 prinses Marianne (in Vlaanderen had dat Marianna moeten zijn) getrouwd met prins Albrecht van Pruisen, die in Nederlandse stukken steevast Albert heette.
Het is dus maar tegen welke taal je je afzet. In Nederland was Albrecht te Duits en moest het Albert zijn. De Vlamingen vonden Albert te Frans en kozen voor het goed Nederlandse Albrecht.