De Franse botanicus René Capuron, specialist in de boomflora van Madagascar, beschreef in 1968 een nieuwe soort senne (Cassia) onder de naam Cassia hippophallus. De paardenlulsenne dus.
De 12 tot 20 cm lange en 3 cm dikke peulen van deze struik of boom deden hem blijkbaar ergens aan denken:
‘Nominis madecassi « Latasoavaly » translatio’, schreef hij er verontschuldigend bij. ‘Vertaling van de Malagassische naam Latasoavaly.’
Staat leuk naast het hondenluldragende kappertje.