Wat plantennamen gemeen hebben met Amsterdamse straatnamen

RenΓ© Dings gaf gisteren op zijn blog Over straatnamen met name een mooi overzicht van de beweging om meer straten naar vrouwen vernoemd te krijgen. Volgens De Correspondent droeg in 2018 maar twaalf procent van de straten in Amsterdam die zijn vernoemd naar een persoon de naam van een vrouw.

Ik vroeg me af: hoe zou dat met wetenschappelijke namen van plantensoorten zitten?

Het is gelukkig niet moeilijk daar een ruwe schatting van te maken.

Volgens artikel 60.8 van de International Code of Nomenclature for algae, fungi, and plants worden soortnamen in beginsel op één van de volgende twee manieren van persoonsnamen afgeleid:

  • door het toevoegen van de genitiefuitgang -i of –ii voor een man of –ae of –iae voor een vrouw
  • door het toevoegen van de bijvoeglijke uitgang –ana (-anus, –anum) of –iana (-ianus, –ianum)

De bijvoeglijke namen zijn hier niet van belang, want daar blijkt het geslacht van de vernoemde persoon niet uit. Uit de genitivische namen wel. Astragalus matthewsiae is de ‘hokjespeul van mevrouw Matthews’ en Astragalus matthewsii – een andere soort – de ‘hokjespeul van meneer Matthews’.

Via de International Plant Names Index is na te gaan welk type soortnaam vaker voorkomt: eindigend op –ae of op –i. Voorbehoud: Niet al deze namen zijn afgeleid van persoonsnamen. Ook komt het wel eens voor dat de naam van een man de uitgang –ae krijgt (Euphorbia regis-jubae, de ‘wolfsmelk van koning Juba’) of dat een vrouw per ongeluk een –i krijgt opgespeld. Maar naar mijn ervaring is dit een kleine minderheid.

De uitkomst van mijn nattevingeronderzoekje zal je waarschijnlijk niet verbazen: 22.099 soortnamen eindigen op –ae en 161.617 op –i.

WΓ©l verbazend: twaalf procent vrouwen. De plantennaamgeving is dus precies even seksistisch als de Amsterdamse straatnaamgeving.

🀞 Nieuwe blogs in je mail?

Volgen kan ook via Bluesky en RSS.