Mensen die maar zelden een Bijbel openslaan, zijn vaak verbaasd als ze dat een keertje wel doen. Veel vertrouwde Bijbelse namen worden daarin anders gespeld dan ze gewend zijn. Waarom heten Jacobus, Mattheus en Elisabeth in de Bijbel Jakobus, Matteüs en Elisabet?
De Katholieke Bijbelstichting en het Nederlands Bijbelgenootschap sloegen in 1968 de handen ineen om tot een uniforme, eenvoudige en goed leesbare spelling van Bijbelse namen te komen. Het was de tijd van de progressieve spelling (teorie, aksie, hasj, wiet) en dat zien we in sommige toen ingevoerde schrijfwijzen nog altijd terug.

De evangelist Matteüs en de engel door Rembrandt van Rijn
Matteüs, Elisabet en Teofilus die weer Theofilus werd
De spellingrichtlijnen die de twee Bijbelclubs opstelden, bepalen dat de Griekse letter thèta niet meer wordt weergegeven als th, maar als t. Mattheus, Bartholomeus en Theophilus werden zo Matteüs, Bartolomeüs en Teofilus.
Deze regel wijkt af van de officiële spelling, die de th in de meeste woorden handhaaft. Elisabet, Nazaret en Betlehem zijn wel in overeenstemming met het Groene Boekje, want aan het eind van een woord of voor een medeklinker schrijven we geen th (telepaat en atleet, niet telepaath en athleet), maar bijna niemand voelt de noodzaak die regel ook op deze eigennamen toe te passen.
Met de meeste th-loze namen konden Bijbellezers wel leven, maar het contrast tussen Teofilus en theologie, toch beide afgeleid van het Griekse woord theos, deed pijn aan de ogen. Sinds 2004 wordt deze naam daarom weer gespeld als Theofilus.
Het trema op de u in Matteüs en Bartolomeüs is ook niet in overeenstemming met het Groene Boekje, dat spellingen als museum en nucleus voorschrijft in plaats van museüm en nucleüs. Het nut van het deelteken in deze namen is duidelijk – zo geef je aan dat het laatste deel van Mattheus anders klinkt dan dat van Odysseus – maar buiten de Bijbel is het nooit gangbaar geworden.
Jakobus, Marcus en Lucas
De Bijbelse spelling Jakobus in plaats van Jacobus wekt vaak bevreemding, vooral omdat Marcus en Lucas hun traditionele c wel mogen behouden. De redenering achter deze ogenschijnlijke inconsistentie is als volgt. De k-klank wordt in namen van Hebreeuwse en Griekse herkomst geschreven als k en in Latijnse namen als c. Lucas en Marcus komen uit het Latijn en behouden dus een c. Het oudtestamentische Jakob en het nieuwtestamentische Jakobus zijn afkomstig uit het Hebreeuws en krijgen een k.
De Griekse k (kappa) wordt wel nog steeds c als de uitspraak in het Nederlands s is. De landstreek Cappadocië (in het Grieks Kappadokia) heet in de Bijbel dus Kappadocië en niet Kappadokië. De legeraanvoerder Cendebeus moest zijn c echter wel inruilen en heet nu Kendebeüs.
Jozef en Josef
De spellingrichtlijnen handhaven traditionele vernederlandste schrijfwijzen als Mozes, Jozef en Jezus met een z in plaats van een s, maar alleen voor de algemeen bekende dragers van die namen. De bekende zoon van Jakob en de stiefvader van Jezus heten Jozef, maar Jozef van Arimathea is Josef uit Arimatea geworden. Je zou denken dat Christus’ naamgenoot Jezus Sirach dan voortaan ook Jesus zou heten, maar hij mag zijn z wel houden.
Rhodos en Pyrrhus
Veel Bijbelse spellingen doen erg progressief aan. De th is vervangen door t, ph is f geworden en de c in veel gevallen k. Vreemd genoeg komen we vervolgens wel Rhodos en Pyrrhus tegen terwijl je – schrijfwijzen als Matteüs en Filippus indachtig – toch eerder Rodos en Pyrrus zou verwachten. De makers van het Groene Boekje zijn hier met pyrrusoverwinning en Rodos progressiever dan de Bijbel.
Marjolein (via Facebook) zegt
Mijn verre verwant Evert Straat, die eveneens eind jaren ’60 de evangelien vertaalde, was nóg hipper en noemde de evangelisten Markus, Matthijs, Lukas en Jan. En Peter ipv Petrus. Tja.
musiqolog zegt
Zoals in de meeste andere talen dan het Nederlands wel gebruikelijk is. En ooit ook bij ons. Mathew, Mathieu, Matteo, waarom dan niet Matthijs?
Maarten van der Meer zegt
Sint-Pieter en Sint-Jan voor Petrus en Johannes de Doper kun je nog steeds wel zeggen, maar verder gebruiken we inderdaad uitsluitend Latijnse benamingen. Net als in het Duits overigens. Volgens mij zijn Luther en (in navolging van hem?) de vertalers van de Statenbijbel daarmee begonnen.
Markus, Matthijs, Lukas en Jan is overigens een raar rijtje. Waarom dan niet ook Mark en Luuk?
Marjolein (via Facebook) zegt
Mijn verre verwant Evert Straat, die eveneens eind jaren ’60 de evangelien vertaalde, was nóg hipper en noemde de evangelisten Markus, Matthijs, Lukas en Jan. En Peter ipv Petrus. Tja.
(via Facebook) zegt
Stomtoevallig heb ik dat boek gisteren besteld omdat ik nieuwsgierig was naar de naamgeving erin. Heb je de schrijver gekend?
Het schijnt een popiejopievertaling van de evangeliën te zijn. Naamvormen als Matthijs en Jan zullen dus wel “toegankelijk” moeten zijn, maar volgens mij werkt het juist vervreemdend als je personen die iedereen kent als Mattheus en Johannes opeens anders noemt.
Voor spellingen als Matteüs en Jakobus geldt eigenlijk hetzelfde. Ze zouden “eenvoudig en goed leesbaar” moeten zijn, maar door af te wijken van de gangbare schrijfwijzen Mattheus en Jacobus compliceer je de boel juist.
Marjolein (via Facebook) zegt
Haha dat meen je niet! Nee, Straat was allang dood toen ik geboren werd. Hij is uit 1898, en hij was een stuk ouder dan mijn oudtante, met wie hij een tijd getrouwd was. Het was een boeiende man, jurist, en na de oorlog is hij klassieken gaan studeren. Hij vertaalde vooral klassieke tragedies, en shakespeare, heeft hij een Martinus Nijhoffprijs voor gekregen! Die NT-vertaling is boeiend trouwens. Al voor het boek verscheen, lag half journalistiek Nederland bij Straat op de deurmat (van zijn kleine huisje in Wijdenes, waar hij een kluizenaarsbestaan leidde) om ernaar te vragen: het was toen een nogal opwindend idee dat een ongelovige classicus zich aan de bijbel wijdde alsof het zomaar een tekst was. De zoon van Straat heeft me ooit een knipselboek geleend met al die krantenartikelen, daarin wordt heel aardig gesproken over zijn vertaalideeën, en ook wat hem tot die vreselijke namen bracht. Dat was heel leuk om te lezen, helaas heb ik het al teruggegeven! (maar volgensmij staat er wel eea online)
Marjolein (via Facebook) zegt
http://kranten.kb.nl/view/article/id/ddd%3A010870120%3Ampeg21%3Ap025%3Aa0335
Maarten (via Facebook) zegt
Dat moet een fascinerende man zijn geweest. Ik dacht dat het een soort straattaalbijbel zou zijn, maar er zit meer achter.
Over de namen zegt hij in dit artikel dit:
Daar zit wat in. Jezus en zijn kameraden hadden voor die tijd doodgewone namen, maar in de Nederlandse Bijbelvertalingen zie je dat niet terug omdat we, volgens mij sinds de Statenvertaling, de inderdaad voor ons nogal verheven klinkende Latijnse naamvormen gebruiken. Voordien waren Jan, Pieter en Matthijs overigens wel degelijk gebruikelijk om de betreffende Bijbelfiguren mee aan te duiden. Sint-Pieter en Sint-Jan kun je nog steeds wel zeggen.
Anderzijds is Straats keuze voor Piet niet helemaal mee in overeenstemming met zijn principe want Petrus (Petros/Kefas = rots) was geen voornaam, maar de BIJNAAM van Simon, die dus eigenlijk Simon de Rots of kortweg Rots werd genoemd. De Fransen, Italianen, Portugezen en Spanjaarden hebben hier mazzel, want pierre/pietra/pedra betekent in die talen rots en de apostel heet Pierre/Pietro/Pedro.
Marjolein (via Facebook) zegt
In de uiteindelijke vertaling is ‘ie voor Peter gegaan. Piet was misschien toch zelfs voor hem iets te gortig 🙂 Goh, heb ik zo vaak in de st. Pieter onder die koepel gestaan (tu es petrus et super hanc petram…) en nooit is dat kwartje gevallen. Het was zeker een boeiende man, ik ben zijn spullen in het Letterkundig Museum wel eens doorgeweest, wie weet schrijf ik ooit zijn biografie 🙂
Maarten (via Facebook) zegt
Leuk, moet je doen. Misschien beginnen met een Wikipedia-artikel 🙂
Om even terug te komen op die namen, in een recensie in De Tijd wordt juist gesteld dat de namen van de discipelen destijds helemaal niet gebruikelijk waren:
Wie er hier gelijk heeft weet ik niet.
Emmy van Stratum zegt
Beste Maarten,
In je column over de spelling van Bijbelse namen zeg je dat Marcus en Lucas uit het Latijn komen. Dat klopt niet, of is ten minste onvolledig. Je zou moeten zeggen dat die namen via het Latijn in het Nederlands terechtgekomen zijn. Het NT is oorspronkelijk in het Grieks geschreven en daarin schrijf je Markos en Loukas, met kappa dus. Dat geldt trouwens voor de meeste Griekse leenwoorden, ook bv. democratie.
Maarten van der Meer zegt
Hallo Emmy,
In de oorspronkelijke, Griekse, tekst staat inderdaad Markos en Loukas, maar deze namen zijn afkomstig uit het Latijn (Marcus en Lucanus). Lucas is dus de Latijnse spelling van de Griekse versie (Loukas) van een Latijnse naam (Lucanus).
Groeten,
Maarten
chris zegt
mijn WP encyclopaedie 1975 meldt geen geboorteplaatsen van beiden.
Lucas schreef zeer goed Grieks, Marcus eenvoudig en direct Grieks, beiden verkeerden of kwamen voort uit zogenoemde heiden-christenen, dit kunnen alleen gebieden zijn waar de Griekse cultuur invloedrijk was dus buiten Palestina, het betekent waarschijnlijk dat hun namen oorspronkelijk Grieks waren of ze zouden uit een vroeg-christelijk gezin moeten komen om mogelijk een gelatiniseerde voornaam te hebben. Duidelijk is dat het vroege christendom niet aansloeg in Palestina maar in Griekse gebieden en later Rome.
Met groet,
Chris
Arij zegt
Jezus was een Jood. Zijn volgelingen waren Joden, en later kwamen er volgelingen uit andere landen bij. Ik weet niet of Lucas en Markus Joden waren, en of er al een christelijke traditie op namengebied was. Is er onderscheidt tussen Joodse en christelijke namen? Zijn de namen van de aartsengelen Joods of ‘hemels’? Is Shmuel typischer Joods dan Samuel, en zijn er Joodse namen die niet of zelden door christenen worden gebruikt, zoals bijv. Baruch en Salomo ?
Gerard Lemmens zegt
Joods of Christen namen, maar Salomo wordt in de Roomse vooral de Franse Roomse kerk gebruikt als Solomon en zo heet danook een van mijn kleinzoons !
Gerard Lemmens