Op christelijke websites en in christelijke kranten komt de vraag nog wel eens voorbij. Heeft een christen de plicht zijn kinderen te vernoemen naar familieleden? Lees hier hoe het zit.

Rembrandt van Rijn: Esau verkoopt zijn eerstgeboorterecht aan Jakob
De Bijbel schrijft niets voor over vernoemen. Calvijn ook niet. De synode van Dordrecht verbood doopnamen “die of God, of Christus eigen zijn, als daar zijn Emmanuel, Salvator etc.” en andere bijgelovige namen, maar liet de naamkeus verder vrij. De Catechismus van de Katholieke Kerk eist dat kinderen worden vernoemd naar heiligen, maar zegt niets over het vernoemen naar familie.
Niet in de Bijbel
In de tijd van het Oude Testament vernoemden ouders hun kinderen niet. Bijna iedereen had een zelfverzonnen naam die iets zei over de omstandigheden van zijn geboorte. De aartsvader Isaak noemde zijn tweeling Esau en Jakob. Esau was “rossig en helemaal behaard” toen hij ter wereld kwam. Zijn naam betekent dan ook “de harige”. Toen daarna Jakob tevoorschijn kwam, hield die Esau bij zijn hiel vast. De naam Jakob wordt verklaard als “hij greep de hiel”. Het Oude Testament staat vol met dit soort naamverklaringen.
Ten tijde van het Nieuwe Testament was vernoemen naar familieleden wel de norm, maar uitgerekend de twee heiligste mannen, Jezus en Johannes de Doper, hadden een voornaam die niet uit de familie afkomstig was.
Jezus kreeg zijn naam (“Jahweh redt”) in opdracht van een engel, die aan Maria verkondigde: “Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.” Johannes de Doper kreeg tot ieders verbazing niet de naam van zijn vader, zoals kennelijk gebruikelijk was. Ook zijn naam moet zijn gekozen om de betekenis: “Jahweh is genadig”.
Betekenisvol
Je kunt op basis van deze Bijbelverhalen concluderen dat een voornaam betekenisvol moet zijn. Als je dit combineert met het vijfde gebod – “Toon eerbied voor uw vader en uw moeder” – dan is het vernoemen van kinderen naar hun grootouders in overeenstemming met de Bijbel. Dit geldt uiteraard alleen als je echt uit eerbetoon vernoemt en niet alleen omdat het traditie is.
Vernoemen is echter geen plicht. Een naam kan ook op een andere manier betekenisvol zijn en er zijn meer wijzen om je ouders te eren dan met een doopnaam.
Pier Kuipers zegt
Ik zou denken dat het gebruik van vernoeming dat we in onze samenleving zien, een overblijfsel is van voor-Christelijke tijden. Laat ik mijn eigen blog maar even aanhalen:
De voorchristelijke stammen – inclusief de Friezen – die Noord-West Europa bevolkten voordat Ierse monniken verschenen om het evangelie te verspreiden, geloofden dat hun ziel voortleefde in nakomelingen die naar hen vernoemd waren. Als een oprechte heiden was je verplicht om je kinderen naar je ouders te vernoemen om zo het voortleven van hun ziel te garanderen. Het blijkt dat zelf in de Christelijke tijden, de daaropvolgende traditie met een zekere mate van fanatisme in ere werd gehouden.
http://www.pierkuipers.com/2011/08/waar-komt-die-naam-vandaan/
Maarten van der Meer zegt
Vernoemen is inderdaad een voorchristelijk gebruik.
Oorspronkelijk zal er een reïncarnatiegedachte achter hebben gezeten. Ik herinner me een anekdote over een Scandinavische koning (het boek waar het in staat kan ik helaas even niet vinden) die, al rijdend langs de graftombe van zijn voorvader-naamgenoot zei: “Hier ben ik naar binnen gegaan en hier ben ik weer uit gekomen” (of zoiets).
De ideeën dat mensen eigenschappen van hun naamgenoot overnemen en dat levenden niet vernoemd mogen worden hangen hier ook mee samen.
Gertrude de Wildt zegt
Dag,
Leuk om je artikel te lezen. In het boek “De plichten der ouders in kinderen voor Godt op te voeden” van de predikant Jacobus Koelman (1632 -1695) staat een uitgebreide verhandeling over het geven van een naam aan je kinderen. Hij let er daarbij vooral op dat de namen ook bij het dopen voorin de kerk klinken en dan moet het wel gepast zijn. Ik kopieer even een stukje:
Af te keuren zijn de namen van God, Christus, engelen of
“gebrandtmerkte goddeloze”, zoals Emanuel, Beatrix, Engel
of Engeltje, Izebel, Absalom, enz.; evenmin kunnen door de
beugel: dierennamen, zoals Haasje, Schaapje, Aaltje, Zwaantje,
Duifje en Vogeltje. Koelman vindt het “een smaadt ontrent
de instelling van den Doop, en een quelling en smerte daar na
voor vroome Kinderen, die gedenken, datze door haar Ouders
by haaren Doop zulke beesten Namen hebben ontfangen, en
daar mede in de rol Ie van Christi Soldaten en Huisgenoten zijn
aangetekent.”
Maarten van der Meer zegt
Hallo Gertrude,
Dank voor je reactie, erg interessant. Ik vraag me af wat er mis was met de naam Beatrix. Gaat het Koelman om het verband met de term “beatus” (zalig, ook in de context van een zalig verklaarde)?
De afkeer van dierennamen deelt hij met een Duitse auteur, die rond 1800 schreef dat de namen Mops en Pudel niet door de beugel konden.
Groeten Maarten
Maarten van der Meer zegt
Inmiddels iets meer informatie gevonden. Volgens een artikel in het Reformatorisch Dagblad gaat het inderdaad om te betekenis van Beatrix, “zaligmaakster”:
Ook interessant uit dit artikel:
Jannie hoogenkamp zegt
Kan iemand mij zeggen in welk bijbelgedeelte het staat dat een mens geen dierennaam dragen?