De nieuwe paus heet Franciscus. In het Latijn althans, want vrijwel alle talen gebruiken hun eigen variant van die naam. Behalve het Nederlands. Wij houden het bij het Latijnse Franciscus. Waarom is dat eigenlijk?

Paus Franciscus (Dan Lacey / CC BY-NC 2.0)
Paus Franciscus heet in het Engels Francis, in het Frans François, in het Italiaans Francesco en – om iets exotischers te noemen – in het Vietnamees Phanxicô. Zijn voorganger Benedictus was Benedict, Benoît, Benedetto en Biển Đức.
Het Nederlands vormt hier een uitzondering. Samen met een heel klein aantal andere talen, zoals het Ests, het Fins en het Zweeds, gebruiken wij de Latijnse naam. We zouden best kunnen spreken van paus Jan Paul II, paus Benedikt XVI en paus Frans, maar we vinden de Nederlandse benamingen niet goed genoeg en hebben het over Johannes Paulus, Benedictus en Franciscus.
Vroeger was het anders. Jacob Revius dichtte in de 17e eeuw nog: Pouwel, Clement, Leo, Urbaen / Hebben Gods kerck veel leets gedaen. Tegenwoordig kennen we deze pausen alleen nog onder hun Latijnse namen Paulus, Clemens, Leo en Urbanus.
Er is sinds Revius iets veranderd. Nederlandse katholieken begonnen het wel chic te vinden hun Latijnse doopnamen ook in het dagelijks leven te gaan gebruiken. Maarten en Pieter heetten voortaan Martinus en Petrus en zelfs namen die helemaal niet van Latijnse oorsprong zijn werden verlatijnst: Wilhelmus, Hermanus, Lodewijkus.
De opwaardering van de Latijnse namen veroorzaakte een devaluatie van de Nederlandse naamvormen. Als zelfs Jan met de pet zich Johannes noemt, kun je moeilijk aankomen met “paus Jan”. Zo’n ordinaire Nederlandse naam past niet bij dat verheven ambt. Franciscus is een kerkvorst, “paus Frans” hooguit prins carnaval.
Maarten (via Facebook) zegt
De Amigoe di Curaçao schreef in de jaren 70 en 80 geregeld over paus Jan Paul II.
Over Johannes/Joannes is na de verkiezing van Jan XXIII in 1958 wat te doen geweest. Het Vaticaan spelde in de eerste weergave van de Latijnse woorden waarin de pausnaam was verkondigd Johannes, maar corrigeerde dit later tot Joannes. In het Nederlands zijn lange tijd Johannes XXIII en Joannes XIII door elkaar gebruikt, maar uiteindelijk heeft Johannes de overhand gekregen (dus ánders dan het Vaticaan zelf spelt!). Ook Joannes Paulus is uiteindelijk verdwenen ten gunste van Johannes Paulus.
Interessant, dat stuk over pastoor Louis Berger!
Linda (via Facebook) zegt
Maar Franciscus van Assisi wordt in Nederland ook niet Frans van Assisi genoemd. Dus dat klopt dan weer met elkaar. Vind Franciscus ook mooier eigenlijk.
Ewout (via Facebook) zegt
Precies, namen van heiligen worden ook niet (meer) vernederlandst. Is dat niet de verklaring? En afgaande op de namen van bijvoorbeeld kerken was dat ooit wel het geval. Wellicht is er een moment aan te wijzen dat we daarmee zijn opgehouden? Misschien na het herstel van bischoppelijke hiërarchie in 1853 (hou me ten goede) en het ultramontanisme (sterke oriëntatie op Rome) wat daarmee gepaard ging?
Maarten (via Facebook) zegt
Jullie hebben uiteraard gelijk dat de namen van heiligen ook niet meer worden vernederlandst en dat paus Franciscus analoog is aan Sint-Franciscus. Er zijn nog wel wat uitzonderingen, bekende volksheiligen als Sint-Sebastiaan, Sint-Joris, Sint-Nicolaas, Sint-Valentijn, Sint-Maarten en Sint-Servaas, die we doorgaans niet Sebastianus, Georgius, Nicolaus, Valentinus, Martinus en Servatius noemen. En in de namen van kerken natuurlijk, de Sint-Pieter, de Sint-Jan enz.
Ik denk dat we de namen van pausen en heiligen wel op één hoop kunnen gooien. Ik blijf dan bij de verklaring dat toen Nederlanders voor zichzelf Latijnse namen gingen gebruiken de Nederlandse namen voor heiligen en pausen te ‘gewoontjes’ gingen klinken en men ze dus met hun Latijnse naam aanduiden. Maar dat proces heeft eeuwenlang geduurd en is nooit volledig voltooid.
(Maar dit verklaart niet waarom bij koningen precies het omgekeerde is gebeurd. In de 18e eeuw kon je lezen over koning Franciscus I van Frankrijk, koning Alphonsus VI van Portugal en keizer Josephus II. Tegenwoordig zeggen we gewoon Frans, Alfons en Jozef.)
Maarten (via Facebook) zegt
De Nederlandse situatie was tot in de 18e eeuw sterk vergelijkbaar met die in de Duitse literatuur. Namen van historische personen, heiligen en koningen werden vaak vertaald in het Nederlands/Duits, maar vaak ook werd de Latijnse vorm gebruikt. Je kon dus lezen over Homerus, Augustinus en Josephus, maar ook over Homeer, Augustijn en Jozef (Nederlands) of Homer, Augustin en Josef (Duits).
In de 19e eeuw begon een periode van standaardisering waarin veel van deze dubbelvormen werden opgeruimd. In Duitsland koos men vrij consequent voor de Duitse vormen, de Romeinse keizer Marcus Aurelius was dus voortaan Mark Aurel en Franciscus werd Franz. Nederlandse auteurs hebben daarentegen (behalve dus bij koningen) bijna altijd voor de Latijnse vorm gekozen. Veel Nederlandse vormen als Mark Aureel, Homeer, Frans van Assisi enz. zijn toen in onbruik geraakt.
Maarten van der Meer zegt
Paus Frank 😉
Ewout (via Facebook) zegt
Wat koningen betreft: wellicht dat tot in de achttiende eeuw het Latijn nog steeds de taal was waarin informatie over koningen tot ons kwam. Niet in de laatste plaats omdat op munten hun naam in het Latijn werd aangeduid. En die munten circuleerden ook in Nederland (ik meen me een onderzoek te herinneren naar het kasboek van een koopman uit de Gouden Eeuw, waaruit bleek dat hij tientallen muntsoorten tegelijkertijd gebruikte). In Groot-Brittannië staat de titulatuur van de vorst nog steeds in het Latijn op de munten, al valt dat bij de huidige niet zo op; haar vader heette nog ‘Georgius’. http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/e/e3/1937_George_VI_penny.jpg .
Overigens heb ik de vernederlandste vorm van de Engelse koningen James I & II altijd een vreemde eend in de bijt gevonden: die werden (tot voor kort in ieder geval) vrij algemeen aangeduid met ‘Jacobus’ in plaats van ‘Jacob’ (of Jaap?).
Verder valt het me op dat het de laatste 40 jaar met de vernederlandsing van koninklijke voornamen lijkt gedaan. De laatste koning van Griekenland, die in de jaren zeventig het veld moest ruimen, heette in Nederland nog ‘Constantijn’ in plaats van Konstantinos, maar inmiddels is het wel prins Charles en koning Juan Carlos.
Jesse zegt
Franzl is een Beiers/Oostenrijkse vorm. In die streken is het gewoonte om een -l achter woorden te plakken als verkleinvorm.
Jesse zegt
Franzl Lang is een bekende* Duitse jodelaar: https://www.youtube.com/watch?v=67rc96joOz8 (maar officiëel heet hij gewoon Franz).
* OK, ik kende hem eigenlijk ook niet, maar hij heeft wel meer dan 10 miljoen platen verkocht en 20 gouden en 1 platina plaat op zijn naam.
Maarten van der Meer zegt
Ik kende hem wel, moet ik bekennen 😉
Wordt de jodelkoning nu jodelpaus?
Erik de Vries zegt
Als ik bij genlias/wiewaswie bij mijn stamboom kijk zie alleen nederlandse voornamen als jan en jacob en geen latijnse namen als johannes en jacobus. Mijn nog in leven zijnde familie (katholiek) hebben allemaal latijnse doopnamen. Was dat van die latijnse doopnamen mode van de laatste 100 jaar? Weten je daar iets van? Op de geboortekaart van mijn moeder staan alleen maar drie latijnse namen en haar roepnaam staat er niet eens op. Bij wie was wie zie ik helemaal geen meerdere doopnamen. Werd dat gewoon niet geregistreerd of is dat ook pas sinds de laatste 100 jaar?
Maarten van der Meer zegt
De Latijnse voornamen namen volgens mij in de 19e eeuw nog toe. Natuurlijk gaven niet alle katholieken hun kinderen Latijnse namen en waren er ook protestanten die wél Latijnse namen gaven. Zo zwart-wit was het allemaal niet. Mijn protestantse opa heette Johannes Jacobus, maar aartskatholieke overgrootvader (andere tak) Henri Johan Victor. In zijn familie, de Limburgse familie Van de Voort, kwamen bijna geen Latijnse namen voor, wel Nederlandse en Franse.
Het geven van meer dan één voornaam is pas halverwege de 19e eeuw algemeen geworden.
Maarten (via Facebook) zegt
Interessante verklaring van die munten. Je ziet in oude teksten (17e, 18e eeuw) ook wel dat álle voornamen in hun Latijnse vorm worden weergegeven, ook die van landgenoten.
Jacobus als vertaling van James vinden veel mensen vreemd of onlogisch klinken, maar het klopt wel. De oudtestamentische Jakob heet in het Engels Jacob, de nieuwtestamentische Jakobus is James (van Iacomus, een Latijnse variant van Iacobus).
Over het vertalen van vorstennamen zal ik binnenkort eens wat schrijven. Voor historische personen doen we het doorgaans nog: Lodewijk XIV van Frankrijk, Filips II van Spanje, Karel II van Engeland enz. Aan het vertalen van de namen van vorstelijke personen die nú leven is in de jaren 70 grotendeels een einde gekomen. Uitzonderingen zijn er nog wel, koning Constantijn (Konstantinos) II van Griekenland, koning Michaël (Mihai) van Roemenië en kroonprins Victor Emanuel (Vittorio Emanuele) van Italië.